Taalonderwijs is niet tegengesteld aan, maar juist nauw verbonden met lessen in de maatschappijvakken. Dat betoogde lector didactiek van de maatschappijvakken, Arie Wilschut gisteren in zijn lectorale rede.
Wilschut brak in zijn rede in het Kohnstammhuis een lans voor het onderwijs in de geschiedenis, economie, maatschappijleer en aardrijkskunde. Maar al te vaak worden deze vakken volgens hem als minderwaardig beschouwd in vergelijking met de kernvakken als rekenen en taal. Onterecht, meent Wilschut, die sinds januari 2012 als lector aan de HvA verbonden is. ‘Zinvol gebruik van taal hangt altijd samen met leren over een bepaalde inhoud, en andersom.’
Burgerschap
Taal speelt volgens Wilschut ook een belangrijke rol bij het zogenaamde onderwijs in ‘burgerschap’. Dat is niet slechts het aanleren van bepaalde normen en waarden. Het gaat er volgens Wilschut juist om dat bepaalde feiten, door het beheersen van de juiste taal, in de goede context kunnen worden geplaatst. Concrete situaties uit de werkelijkheid kunnen alleen behoorlijk begrepen worden, wanneer ze gevat worden in abstracte begrippen zoals ‘ontwikkeling’ of ‘gemeenschap’, zo betoogde Wilschut. En een dergelijk kader kan alleen verschaft worden als in het onderwijs de taal op de juiste manier ingezet wordt.
Als voorbeeld noemde Wilschut een student die hij onlangs over ‘vermoorde’ soldaten op het slagveld hoorde praten, waar eigenlijk het woord ‘gesneuveld’ beter op zijn plaats was. Een bewijs van het feit dat pas met het begrippenkader dat in het onderwijs wordt gebruikt, de materie daadwerkelijk kan worden overgebracht. Daaruit blijkt ook dat het niet opgaat alleen op een grotere feitenkennis van leerlingen te hameren. ‘Losse feiten hebben weinig nut als ze niet worden gebruikt om een bepaald vraagstuk te begrijpen en op te lossen.’
Het belang van het onderzoek naar de relatie tussen taal en maatschappijonderwijs blijkt volgens Wilschut ten slotte uit het feit dat veel leerlingen de betreffende vakken als weinig interessant en nuttig inschatten. Pas als leraren een betere manier vinden hun vak in een toepasbare taal over te dragen, kan hier wellicht verandering in komen, zo besloot Wilschut zijn verhaal. Hij sprak tevens de hoop uit dat het door hem geleide lectoraat hierin een leidende rol kan spelen.