Als leerlingen op een school gemiddeld hoge Cito-scores halen, betekent dat nog niet dat er goed onderwijs wordt gegeven. UvA-hoogleraar Ron Oostdam hamert erop verder te kijken dan de cijfers.
In Nederland ligt in het onderwijs een sterke nadruk op de cognitieve prestaties van leerlingen, de toetsresultaten. Op basisscholen worden de resultaten van de Cito-toets als criterium gebruikt voor onderwijskwaliteit, in het voortgezet onderwijs zijn het de examencijfers die tegen elkaar worden afgezet. Deze nadruk op prestaties komt de onderwijskwaliteit niet ten goede, constateert Ron Oostdam, bijzonder hoogleraar onderwijsleerprocessen aan de UvA en hoogleraar-onderzoeksdirecteur van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de HvA. Op 22 november spreekt hij zijn rede uit:
Zorgen voor de juf en mees.

Ron Oostdam
Oostdam: 'Het gemiddelde cijfer dat leerlingen halen op hun eindexamen is voor de school als een rapportcijfer voor onderwijskwaliteit gaan gelden. Een school krijgt bijvoorbeeld een 6- of een 7,8 in de landelijke scholenlijsten en wordt op grond daarvan beoordeeld als beter of slechter. Bij het basisonderwijs is het de Cito-toets die zwaar weegt. Die is de entree voor het voortgezet onderwijs gaan bepalen, terwijl deze toets oorspronkelijk was bedoeld als onafhankelijk advies voor het vervolgonderwijs.'
Met een campagne als Beter presteren hoopt de overheid de onderwijspraktijk te verbeteren, maar het effect is negatief, volgens Oostdam. 'Natuurlijk is er niks mis met betere prestaties, maar door de extreme druk gaan scholen hun onderwijs inrichten naar de toets. Het zorgt voor een verschraling van het onderwijs en leraren raken erdoor in de knel. De school is er niet alleen om leerlingen stof onder de knie te laten krijgen. Vaardigheden als leren samenwerken en het ontwikkelen van zelfvertrouwen zijn net zo belangrijk. Maar die worden niet gemeten.' De trend gaat ook innovatie tegen. 'Scholen die goed in de lijsten scoren kijken wel uit hun onderwijs te veranderen. Scholen die slecht scoren zetten alles op alles om hun toetsresultaten te verhogen.'
Toetsen zeggen lang niet alles over onderwijskwaliteit. 'Uit onderzoeken is gebleken dat een school maximaal 20 procent van de prestaties van leerlingen verklaart. Factoren als het thuismilieu, IQ of het opleidingsniveau van ouders hebben ook grote invloed. De goede prestaties van een school met veel kinderen van hoogopgeleide ouders, hoeven er niet op te wijzen dat de school goed onderwijs levert. Een school is zo veel meer dan alleen leerprestaties.'
Door de hoge prestatiedruk wordt het voor scholen ook steeds moeilijker om aandacht te besteden aan verschillen tussen leerlingen, volgens Oostdam. 'Alle aandacht gaat uit naar de voorbereiding op de toetsen, vooral voor de zwakkere leerlingen. Daardoor komen scholen niet meer toe aan het verzorgen van passend onderwijs voor de betere of excellente leerlingen.'
Onderzoek naar beter onderwijs
Aan de Hogeschool van Amsterdam lopen verschillende projecten om de onderwijskwaliteit in de praktijk te verbeteren, waaronder een promotieonderzoek naar ‘betekenisvol geschiedenisonderwijs’.
Oostdam: 'Leerlingen vergeten de stof vaak snel na het maken van een toets. Gekeken wordt hoe onderwerpen uit het verleden vertaald kunnen worden naar het heden, zodat ze betekenis krijgen voor de leerling en zij zo een oordeel kunnen vormen over zaken die nu spelen.'
Er loopt ook een onderzoek naar ‘formatieve evaluaties’. Zulke beoordelingen geven feedback en laten zien wat een leerling wel of niet goed heeft gedaan. Summatieve evaluaties zijn het tegenovergestelde; daarbij wordt alleen een cijfer gegeven.
'Door feedback te geven op een werkstuk, bijvoorbeeld door aanwijzingen te geven over de structuur, kan een leerling zijn werkstuk naar een hoger plan tillen,' zegt Oostdam. 'Alleen een cijfer zegt natuurlijk niet zo veel.'
In het promotietraject wordt gezocht naar handvatten voor leraren om formatief te evalueren.