De klassieke aanname dat ‘s werelds grootste dieren, de baleinwalvissen, vasten tijdens hun voorjaarsmigratie naar de foerageergebieden in de Arctische Oceaan, is niet juist. Dat blijkt uit onderzoek van hoogleraar
Jef Huisman en promovenda
Fleur Visser van het Instituut voor biodiversiteit en ecosysteemdynamica (
Ibed).
Samen met internationale collega’s tonen zij aan dat baleinwalvissen hun voorjaarsmigratie aanpassen aan de timing van de voorjaarsbloei van algen in noordelijk deel van de Atlantische Oceaan. Onderweg bezoeken de walvissen productieve voedselgebieden om te eten. De resultaten zijn deze week gepubliceerd in
Marine Ecology Progress Series.
Microscopisch kleine algjes, zogenoemd fytoplankton, groeien zodra de temperatuur het toelaat en er voldoende voedingsstoffen en licht beschikbaar zijn. Elk voorjaar leidt dit tot een golf van groeiend fytoplankton over de Noord-Atlantische Oceaan. De voorjaarsbloei begint al in de late winter in het subtropische deel van de oceaan en strekt zich vervolgens uit tot Groenland en IJsland in de zomer. Elk voorjaar volgen migrerende walvissen in de Noord-Atlantische Oceaan een vergelijkbaar traject van hun subtropische overwintergebieden naar de zomerse foerageergebieden in Arctische wateren, een reis van duizenden kilometers.
De wetenschappers onderzochten de aanwezigheid van baleinwalvissen bij de Azoren, een Portugese eilandengroep ten westen van Marokko. Ze vergeleken hun waarnemingen van walvissen met schattingen van fytoplanktonconcentraties. Elk voorjaar zagen zij tientallen baleinwalvissen in een korte periode van dertien tot zestien weken na het begin van de voorjaarsbloei. Maar in plaats van te vasten deden deze walvissen zich te goed aan hun favoriete prooi, Noordse krill. Het krill leeft van de voorjaarsbloei en is na dertien tot zestien weken groot genoeg gegroeid om als prooi te dienen voor de walvissen.