Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
Nederland schat terugval van zedendelinquenten verkeerd in
wetenschap

Nederland schat terugval van zedendelinquenten verkeerd in

Marieke Buijs Marieke Buijs,
3 June 2014 - 07:00
Hoe zorg je ervoor dat zo min mogelijk kinderen en volwassenen slachtoffer worden van verkrachting, aanranding of een ander zedendelict? Onder meer door adequaat in te schatten hoe groot het risico is dat een veroordeelde zedendelinquent nogmaals de fout in gaat en op basis van die inschatting een passende behandeling voor te schrijven. Volgens forensisch psycholoog Wineke Smid gebeurt dat in Nederland verkeerd.

Aan de hand van een eenvoudige vragenlijst kan het best worden bepaald of een zedendelinquent dwangbehandeling nodig heeft. 'De meeste daders willen niet nogmaals een delict plegen.'

Nederland laat zich voorstaan op zijn aanpak bij de inschatting van dat recidiverisico. Hier is een uitgebreide rapportage van een forensisch psycholoog of psychiater doorslaggevend, waar in andere landen een inschatting wordt gemaakt op basis van een vragenlijst. Die trots van de Nederlanders op hun aanpak is ongepast, concludeert Wineke Smid, forensisch psycholoog bij de Van der Hoevenkliniek.

Voor haar promotieonderzoek heeft ze de dossiers van 474 zedendelinquenten uitgezet tegen hun eventuele recidive in een periode van ruim tien jaar na het uitzitten van de straf. Een simpele vragenlijst, zoals die in Canada en de VS worden gehanteerd, geeft een andere, en aanzienlijk betere inschatting van het risico op recidive, ontdekte zij.

De verkeerden behandeld

Dat die vragenlijst in Nederland niet wordt gebruikt, is zonde, want uit Smids onderzoek blijkt ook dat de daders die het grootste risico lopen op recidive, het meest profiteren van een intensieve behandeling als tbs. Nu worden de kostbare plekken in de intensieve tbs-behandeling deels ingenomen door kindermisbruikers die een klein recidiverisico hebben: ruim een kwart van de door Smid bestudeerde kindmisbruikers onderging intensievere behandeling dan hun risiconiveau rechtvaardigde.

Anderzijds keerde meer dan een kwart van de veroordeelde verkrachters met een relatief hoog risiconiveau zonder enige vorm van behandeling of controle terug in de samenleving. Volgens Smid is het daarom hoog tijd de vragenlijst in Nederland leidend te maken. 'Nederland moet de kans benutten het aantal zedenslachtoffers terug te dringen door de beschikbare behandelcapaciteit effectiever in te zetten voor daders met het grootste recidiverisico.'

Smids bevindingen ondersteunen een algemeen principe in de forensische psychologie: behandeling werkt het best als die qua intensiteit is afgestemd op het herhalingsrisico, inhoudelijk gericht is op eigenschappen die samenhangen met het delictgedrag en wordt aangeboden op een voor de patiƫnt begrijpelijke manier. 'Ik noem het grappend het model van de drie open deuren, maar zo eenvoudig is het niet. Je hebt wetenschappelijk onderzoek nodig om te doorgronden wat het recidiverisico bepaalt en welke persoonlijkheidskenmerken samenhangen met delictgedrag.'

Een vragenlijst is doorslaggevend

De bestudeerde vragenlijst is daar een voorbeeld van. Hoewel de psychologische en biologische processen die ten grondslag liggen aan verkrachting en kindmisbruik nog volop worden onderzocht, is in de vragenlijst een aantal gegevens verwerkt die correleren met risico op recidive.

Bijvoorbeeld of het slachtoffer een jongetje was, want mannen die een jongetje misbruiken blijken vaker in herhaling te vallen, en of de dader zich ook schuldig heeft gemaakt aan andere vormen van criminaliteit, omdat ook dat de kans op recidive vergroot. 'Dat soort relaties kun je als individuele psycholoog niet achterhalen, die ontdek je alleen op basis van langlopend onderzoek naar grote groepen daders.'

Hetzelfde geldt voor eigenschappen waar behandelaars zich op moeten richten. Spijt, erkenning van het misdrijf en empathie lijken voor de hand liggende kandidaten, maar uit langlopende studies blijken die relatief weinig met recidiverisico te maken te hebben. 'Daders hebben vaak vreselijk spijt van het misbruik en voelen zich daar heel ellendig over, maar vervolgens doen ze het nog een keer en hebben ze weer heel veel spijt.'

Uit onderzoek blijkt dat je je beter kunt richten op impulsiviteit. Zedendelinquenten lijken in dat opzicht sterk op andere criminelen: ze hebben moeite zichzelf onder controle te houden. Smid: 'Daar kun je wat mee in therapie. De meeste daders willen niet nogmaals een delict plegen, met begeleiding en oefening is zo'n behandeling heel effectief.'
website loading