Niks meer missen?
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
YouTube kan echte festivalbeleving niet vervangen
wetenschap

YouTube kan echte festivalbeleving niet vervangen

Kirsten Dorrestijn Kirsten Dorrestijn,
16 June 2014 - 14:43
Filmpjes op internet of concertregistraties op dvd halen het niet bij de echte beleving. Het zijn wel prima lokkertjes.

Wie een optreden van The Rolling Stones wil zien, kan talloze filmpjes op YouTube bekijken of een dvd kopen. Toch was Pinkpop na bekendmaking van de programmering snel uitverkocht. Mensen willen het méémaken, ze willen 'erbij zijn geweest' en de festivalsfeer opsnuiven, zegt Harry van Vliet, lector crossmedia van de Hogeschool van Amsterdam.

Van Vliet doet onderzoek naar festivalbeleving. 'Het is onmogelijk een festival op afstand op dezelfde manier te ervaren. Maar het bekijken van zo'n filmpje op internet blijkt wel te stimuleren een ticket te kopen. Ik ben geïnteresseerd in de manier waarop festivals, winkels en musea digitale media inzetten om mensen naar een fysieke plek te trekken en aan zich te binden.'

Van Vliet deed internationaal onderzoek naar festivalbezoek en destilleerde vier hoofdmotivaties voor een bezoek aan een festival: ontsnappen aan de hectiek of sleur van het dagelijks leven, samen zijn met vrienden, er met de familie op uitgaan en iets nieuws meemaken. 'Door het hek dat om bijna alle festivalterreinen staat, loop je bijna letterlijk een andere wereld binnen. Je kleedt je anders, je gedraagt je anders, door de modder rollen wordt er gedoogd... Voor de samenleving is zo'n afgebakend gebied waar mensen uit hun bol kunnen gaan prettig. Maandagochtend verschijnen ze uitgeraasd weer netjes op hun werk.'

Het aantal Nederlandse festivals is in vijftien jaar toegenomen van tweehonderd tot achthonderd per jaar. Daarbij gaat het om enkele heel grote maar vooral veel kleine festivals. Onder de kleine festivals bestaat veel dynamiek, er komen er iedere zomer bij, maar er verdwijnen er ook. 'De kleine festivals hebben moeite met de financiering, werken met vrijwilligers en houden het vaak maar twee of drie jaar vol.'

Festivals gaan steeds meer op elkaar lijken, constateert Van Vliet. 'Er worden publiekstrekkers geboekt als Guus Meeuwis, Nick & Simon, Ilse DeLange en Marco Borsato. Dat werkt nu nog wel, maar er komt een moment dat mensen zeggen: die heb ik nu wel gezien.'

Festivals die een eigen 'dna' hebben, doen het over het algemeen beter dan festivals zonder. Onderscheid kan gemaakt worden door te focussen op één muziekstijl, zoals heavy metal of dance, of door een bijzondere locatie te kiezen, een Waddeneiland of een bungalowpark, of door de nieuwste bands een podium te geven, zoals bij London Calling gebeurt.

Wat betreft sociale media halen festivals lang niet het onderste uit de kan, constateert Van Vliet. 'Fans hebben soms eerder een Facebookpagina aangemaakt dan de organisatie van het festival zelf. Kleine festivals weten niet goed hoe sociale media in te zetten. Bij teruglopende verkoopcijfers denken ze dat ze het tij kunnen keren door een Twitteraccount aan te maken, maar zo werkt het natuurlijk niet. Wel zijn er leuke dingen mogelijk. Je kunt de dialoog aangaan en het publiek betrekken bij de programmering. Via Spotify kan bijvoorbeeld elke week een nieuwe band worden gepresenteerd die komt spelen.'

Maar traditionele middelen hebben volgens Van Vliet nog niet aan kracht verloren. 'Posters plakken voor de bekendmaking van een lokaal festival werkt nog altijd.'

Digitale middelen bij musea en winkels
Harry van Vliet onderzoekt behalve festivals ook het gebruik van digitale middelen door musea. Musea zijn soms nog huiverig voor het tonen van hun collectie op internet. Ze zijn bang dat dit het publiek ervan zal weerhouden een bezoek aan het museum te brengen. 'Met Google Arts is het mogelijk extreem ver in te zoomen op bijvoorbeeld een schilderij van Van Gogh. Die schilderijen zijn in hoge resolutie digitaal gemaakt. Het is niet zo dat mensen daarna geen behoefte meer hebben deze in het echt te zien. Integendeel, het werkt stimulerend om erop uit te gaan.'

Moderne middelen als Google Glass QR-codes en augmented reality als Layar, kunnen werken, maar ze moeten wel passen binnen het geheel, volgens Van Vliet. 'In Nemo is het normaal dat alles interactief is, maar in andere musea wil de bezoeker toch vooral de authentieke objecten zien, en geen beeldschermen. Te vaak wordt nog achter hypes aangelopen en te weinig gekeken naar hoe je de middelen strategisch kunt inzetten.'

Dit artikel verscheen eerder in de wetenschapsbijlage van Het Parool.
website loading