Voor filosoof Thomas Pogge is het duidelijk: niet alleen de westerse overheden en multinationals zijn verantwoordelijk voor het armoedeprobleem, ook wij zijn schuldig. Maar wat kunnen we eraan doen? In Room for Discussion gaf hij deze middag een voorzet.
Stel: het gemiddelde inkomen van de Nederlander daalt met 1 procent. Wat zou dat betekenen voor onze levenstandaard? Thomas Pogge moet lachen om de vraag. ‘Ik leef met jullie mee, echt, mijn hart bloedt,’ zegt hij sarcastisch. ‘Maar geloof me, jullie hebben het echt heel goed met die vele auto’s en mooie kleren. En vraag jezelf eens af: wil je echt die ene procent meer verdienen, als je weet dat daardoor duizenden mensen honger lijden?’
De Duitse filosoof richt zijn woorden tot het publiek van Room for Discussion, dat vandaag aftrapte met een nieuwe reeks interviews in het Roeterseilandgebouw van de UvA. Hij is een opvallende spreker vergeleken met de economen die normaal gesproken op de bruinleren Chesterfieldbanken plaatsnemen. Hoogleraar Pogge, die promoveerde aan Harvard en nu leiding geeft aan het Global Justice program van Yale, bekijkt vraagstukken over mondiale rechtvaardigheid, ongelijkheid en armoede met een filosofische blik.
Aantal calorieën
Ondanks de in 2000 opgestelde Millenniumdoelen is de wereld er volgens Pogge niet erg op vooruit gegaan: nog steeds lijden wereldwijd duizenden mensen honger. Om toch vooruitgang te suggereren zouden overheden en organisaties als de Wereldbank en FAO de armoedecijfers manipuleren. Ze passen bijvoorbeeld de armoedegrens aan en gebruiken verkeerde meetmethodes. Pogge: ‘Om als “ondervoed” te worden aangemerkt moet je aan drie criteria voldoen. Een daarvan is dat je te weinig calorieën binnenkrijgt. Ze kijken dus naar energie, en niet naar vitaminen of ijzer, wat een veel groter probleem is in ontwikkelingslanden.’
Een ander probleem: bij de criteria wordt ervan uitgegaan dat een volwassene ongeveer 1800 calorieën per dag nodig heeft. ‘Dat cijfer is gebaseerd op een westerling met een computerbaan. Maar mensen in derdewereldlanden voeren vaak zwaar fysiek werk uit. Het zijn riksja chauffeurs, schoonmaaksters, vrouwen die lange afstanden afleggen met grote hoeveelheden spullen op hun hoofd. Zij hebben veel meer nodig dan die 1800 calorieën.’
Volgens Pogge moet armoede niet gemeten worden in termen van geld. De grens van een dollar per dag noemt hij arbitrair. ‘De Wereldbank zou meer moeten kijken naar de basale levensbehoeften zijn van mensen, en wat ervoor nodig is om daarin te voorzien.’
Niet meer stemmen
In zijn boek World Poverty and Human Rights betoogde Pogge al dat het vooral de westerse overheden zijn die de kloof tussen arm en rijk in stand houden. Zij maken internationale afspraken over bijvoorbeeld intellectueel eigendom van medicijnen, waar arme mensen de dupe van worden. Grote bedrijven – multinationals, hedgefunds en banken – zijn volgens Pogge eveneens schuldig, omdat zij weer voor die overheden lobbyen.
Maar ook wij, als individu, dragen verantwoordelijkheid voor de wereldwijde armoede, door te kiezen voor politici die voor ontwikkelingelanden verkeerde keuzes maken, en door producten te blijven kopen van bedrijven met discutabele belangen. Pogge vergelijkt ons gedrag zelfs met de passieve houding van Duitse inwoners tegen het Naziregime tijdens de Tweede Wereldoorlog: 'Er wordt vaak gezegd dat de Nazi's alles overnamen en wij niets anders konden doen dan toekijken. Maar iedereen die gewoon doorging met werken, met belasting betalen, was onderdeel van het systeem.'
Als tegen het einde van Room for Discussion wordt gevraagd wat we eraan kunnen doen, wordt de filosoof fel. ‘Jullie moeten af van het idee dat jullie slechts aan de zijlijn staan,’ zegt Pogge, die als student in de jaren zeventig op de barricaden stond bij protesten tegen de Vietnamoorlog. ‘Jullie stemmen allemaal op de overheid die voorziet in onrechtvaardige regels, waardoor duizenden mensen honger lijden. Stop daarmee. Ga de straat op, organiseer demonstraties, voer druk uit op de overheid en laat je stem horen.’